Column Robbert van Heuven, uitgesproken tijdens Fonds on Tour Utrecht, 11 december 2013
Over Massa’s en Pleinen
Henk is een grote, enthousiaste man. Bij het praten helt zijn lange lijf een heel klein beetje naar voren, alsof hij je iets in je oor wil fluisteren. Hij staat te stuiteren, want hij heeft net voor tweehonderd man publiek een uur lang rondjes gerend in het theater aan de Rotterdamse Gouvernestraat.
Henk spreekt ons aan na de première van ‘Schwalbe zoekt massa’. De jonge mimegroep Schwalbe was geïnteresseerd in de verhouding tussen massa en individu. De makers kwamen op het lumineuze idee om voor die voorstelling per speelbeurt zoveel mogelijk mensen op het podium te verzamelen. Ze vonden alleen al in Rotterdam tientallen vrijwilligers die mee wilden doen. De amateurs volgden een intensieve workshop bij de professionele mimers en werden door het uitputtende repetitieproces tot een hechte groep gekneed.
Hij was uit zichzelf niet in abstracte mime geïnteresseerd, zegt Henk. Hij deed mee, omdat het hem leuk leek om nieuwe mensen te ontmoeten. Maar inmiddels zijn hij en de anderen uit de vrijwilligersgroep helemaal wild van abstract theater. Tijdens de repetities gingen ze met de hele groep naar een voorstelling waar een van de Schwalbes in speelde. Dat was rete-abstracte dans, maar ze vonden het allemaal mooi. Niemand van de vrijwilligers zou daar voor hun ontmoeting met de Schwalbes uit zichzelf naar toe zijn gegaan. Na het gesprek met Henk liep ik opgewekt de Rotterdamse nacht in. Het kan dus wel: bij een breed publiek draagvlak creëren voor moeilijke kunst. Het is niet gezegd dat dat makkelijk is. Dat publiek is de afgelopen jaren immers continu voorgehouden dat moeilijke kunst gemaakt wordt door vage linkse types die hun hand ophouden om onbegrijpelijke dingen te kunnen maken van belastinggeld.
Het is dan ook geen toeval dat steeds meer, veelal jongere, kunstenaars de behoefte voelen om aan een groot publiek te laten zien dat hun werk er wel toe doet. Dat de verhalen die zij willen vertellen helemaal niet abstract en ingewikkeld zijn. Maar dat die verhalen juist aanhaken bij vragen of dilemma’s die iedereen heeft. Daarbij weigeren de kunstenaars op hun hurken te gaan zitten en concessies te doen aan hun artistieke eigenheid. Ze weigeren resoluut de makkelijkste weg. De weg die juist door de politiek als uitgang uit de crisis wordt gepropageerd: als je nou gewoon dingen maakt die mensen wel willen zien, dan is er ook een markt voor.
De kunstenaars kiezen een andere strategie. Ze passen hun werk niet aan, maar maken het werkproces transparant. Daardoor wordt helder waarom de kunstenaars doen wat ze doen. Door met de Schwalbes samen te werken, ontmoette Henk niet alleen nieuwe mensen. Hij voerde ook op regelmatige basis een gesprek met professionele kunstenaars en kreeg een kijkje in hun keuken. Hij zag waarom zij maken wat zij maken, en welke keuzes daarbij komen kijken.
Daardoor kunnen ze zich ook ontwikkelen tot onmisbare ambassadeurs, vertelde Floor van Leeuwen, een van de Schwalbes, me. Het publiek van hun voorstelling bestaat voor een deel uit papa’s, mama’s, broers en zussen van de vrijwilligers. Die vinden ‘Schwalbe zoekt massa’ vaak een behoorlijk abstracte voorstelling. Maar het zijn vervolgens de meespelende vrijwilligers die hun familie uitleggen, waarom de voorstelling is zoals hij is, en wat hij voor de makers en voor henzelf betekent.
Schwalbe zoekt massa is niet het enige voorbeeld waarin op deze manier draagvlak wordt gecreëerd. Wunderbaum werkt voor het project The New Forest met een groot aantal vrijwilligers uit alle lagen van de samenleving. Het Leidse gezelschap PSTheater gaat voor elke voorstelling op zoek naar Leidse verhalen. Daar maken ze een autonoom kunstwerk van. Door alle gesprekken die ze met Leidenaren in de voorbereiding voeren, hebben ze zich wel verzekerd van een volle zaal met publiek dat zijn eigen verhalen terug herkent. De Wijksafari van Adelheid Roosen was gebaseerd op gesprekken die de theatermakers en acteurs hadden met bewoners van achterstandswijken en bracht theatermakers, publiek en bewoners bij elkaar in een artistiek gesprek.
Wat deze voorbeelden verbindt, is dat de kunstenaars hun kunstwerk niet als een product zien, maar als een transparant te maken proces dat loopt van beginidee via voorstelling tot nagesprek. Een proces dat het publiek letterlijk mee kan maken in de dubbele zin van het woord. Hij maakt mee hoe het kunstwerk wordt gemaakt. En hij draagt door zijn gesprek of fysieke inspanning bij aan het uiteindelijke werk. Daarmee wordt het ook een beetje ‘zijn’ kunstwerk. De kunstenaar is in dat proces geen anonieme en ongrijpbare subsidieslurper, maar iemand met een gezicht en met wie er een gesprek te voeren is over waarom hij doet wat hij doet.
Deze hernieuwde vertrouwensrelatie tussen publiek en kunstenaar, maakt van kunst opnieuw een uniek maatschappelijk fenomeen. Als je een voorstelling ziet als een product van een anonieme kunstenaar, dat ter vermaak in anderhalf uur in het donker versnaperd dient te worden, zoals ook Melle Daamen in zijn recente opiniestuk lijkt te doen, dan valt nauwelijks uit te leggen waarom we daar gemeenschapsgeld in zouden steken. Hollywoodfilms doen datzelfde immers vele malen beter en volledig subsidievrij. Maar als je kunst als een proces gaat zien dat publiek en maker samen meemaken, als een gesprek over gedeelde vragen over de wereld waarin we leven, waaraan de kunstenaar een specifieke artistieke verbeelding geeft, dan wordt kunst een uniek en onmisbaar maatschappelijk fenomeen. Zeker in tijden waarin we ons als samenleving als geheel moeten heroriënteren in het licht van diverse crises.
Het zoeken naar dialoog, naar gemeenschappelijkheid, past in een trend die zich steeds duidelijker in de samenleving manifesteert. Steeds meer mensen zoeken creatieve manieren om zich te onttrekken aan de geestdodende tucht van de markt. Een markt die gekenmerkt wordt door eenrichtingsverkeer tussen een anonieme producent en een anonieme consument.
Zelf word ik heel blij van het idee achter Thuisafgehaald. Het is een internet-initiatief waarbij mensen zelfgekookte afhaalmaaltijden kunnen afhalen bij buurtgenoten. Niet alleen eet je zo gezonder dan als je een diepvriespizza haalt bij de Albert Heijn. Het brengt je ook met je buurtbewoners in gesprek, omdat je af en toe bij elkaar over de vloer komt. Terwijl de afhaalmaaltijd wordt bereid drink je samen een glaasje wijn en voer je een gesprek dat je anders niet had gehad.
En Thuisafgehaald is maar een voorbeeld van een trend die wegleidt van grootschalig, anoniem eenrichtingsverkeer tussen een ongrijpbare, globale markt en een marktgedreven individu. Een trend die de kleinschalige dialoog koestert. Een trend kortom, waarin kunst als maatschappelijk-artistiek proces prima gedijt.
Door de toekomst van de kunst in dat licht te zien, komen de grote culturele bouwprojecten die hier in Utrecht, maar ook in Den Haag op stapel staan, in een ander licht te staan. Want sluiten die cultuurpaleizen nog wel aan op de behoefte van zowel publiek als kunstenaar? Het is niet voor niets dat er zoveel publieke weerstand is tegen het Muziekpaleis en het Spuiforum. Ze zijn gebaseerd op het oude idee van cultuur als product. Veel mensen hebben het gevoel dat die huizen ‘niet voor hun zijn’. Dat ze, hoewel betaald uit gemeenschapsgeld, niet ten goede komen aan de gemeenschap, maar aan een anonieme elite van kunstenaars en mensen die best prima een balletkaartje van 80 euro kunnen betalen. Het zijn kunstfabrieken die zijn gebouwd op een eenrichtingscommunicatie tussen een anonieme kunstenaar en een anoniem publiek. Waar je als individu opgaat in een massa van consumenten, in plaats van een individueel gesprekspartner van de kunstenaars te zijn. Waar je vooral moet consumeren, in plaats van dat je deel uit mag maken van een artistieke dialoog. Maar wat als kunstenaars en publiek een voorkeur ontwikkelen voor een ander soort kunst, een ander soort ontmoeting tussen toeschouwer en kunstenaar? Zijn die huizen dan niet constructies die de afslag naar meer gemeenschap, meer dialoog en minder markt hebben gemist?
Is er niet meer behoefte aan openbare plekken, waar altijd en overal ruimte is voor een gemeenschappelijk gesprek? Waar theatermakers en choreografen in het openbaar repeteren. Waar wetenschappers, kunstenaars en mensen uit de stad elkaar ontmoeten en samen aan de slag gaan met de vragen waar we ons als samenleving voor gesteld zien. Politiek socioloog Dick Pels pleitte in een interview dat ik ooit met hem had voor de herwaardering van het plein als middelpunt van de democratische gemeenschap. Een plein is open voor iedereen, iedereen kan er zonder voorbehoud met iedereen in gesprek. Er is ruimte om dingen te laten ontstaan, om met elkaar te dansen, muziek te maken, te discussiëren, te protesteren en te feesten. Eerder dan een gesloten cultuurpaleis voor kunstproducten, is mijn ideale schouwburg dan ook een plein, waarin kunst in alle openbaarheid een proces kan zijn.
Zo heeft het World Music and Dance Centre in Rotterdam letterlijk een stadsplein als podium. Muziek en dansliefhebbers, conservatoriumstudenten, leerlingen die muziekles hebben en professionele dansers en musici ontmoeten elkaar daar om samen muziek te maken en te dansen. En dan gaat het niet alleen om het ontmoeten van allerlei kunstvormen, maar ook om het ontmoeten van allerlei culturen, die een kunstzinnige dialoog met elkaar aangaan. Kom daar maar eens om in een groot, overwegend wit, cultuurpaleis. Er is draagvlak voor kunst, ook voor moeilijke kunst. Maar dat draagvlak vinden en op lange termijn vasthouden, vraagt om een andere inspanning dan het maken van gelikte foldertjes, het vinden van bedrijfssponsors of het hebben van een superintelligent CRM-systeem. Daarmee win je mensen voor een individueel kunstproduct, voor een avondje theater. Niet voor het doorlopende proces van de creatieve dialoog die een maatschappelijke en niet per se een financiële waarde vertegenwoordigt.
Echt de samenleving winnen voor kunst gaat stukje bij beetje, Henk voor Henk, plein voor plein, gesprek voor gesprek, proces voor proces. Maar het resultaat is duurzaam. Met Henk heeft de mime er een fan voor het leven bij.
Robbert van Heuven (1978) is freelance cultuur- en theaterjournalist en dramaturg. Hij schrijft en schreef onder andere voor Dagblad Trouw, Theatermaker, De Pers, MoreTXT, Theater Instituut Nederland, Theater Topics en De Nieuwe Reporter. Ook was hij eindredacteur bij het internettijdschrift 8Weekly en is hij eindredacteur van het magazine van Kunsten ’92.
Robbert van Heuven (1978) is freelance cultuur- en theaterjournalist en dramaturg. Hij schrijft en schreef onder andere voor Dagblad Trouw, Theatermaker, De Pers, MoreTXT, Theater Instituut Nederland, Theater Topics en De Nieuwe Reporter. Ook was hij eindredacteur bij het internettijdschrift 8Weekly en is hij eindredacteur van het magazine van Kunsten ’92.