Column Stan van Herpen, uitgesproken tijdens Fonds on Tour Tilburg, 18 december 2013

Zagen aan heilige huisjes

Situatieschets, voor velen hier herkenbaar denk ik. Je staat naast een kunstenaar die wiebelend op haar voeten en met veel omhaal van woorden haar werk probeert te duiden. Terwijl jij met verbijstering naar het kunstwerk staart, zowel in hart als hoofd voornamelijk een existentiële leegte ervaart en je wanhopig afvraagt wat je zo dadelijk tegen die verder alleraardigste dame moet zeggen. Als iemand een vriendelijke standaardzin voor dat soort situaties voor me heeft dan hou ik me aanbevolen. Graag ook toepasbaar na afloop van een slechte première, bij de presentatie van een belabberd boek of de lancering van een cultuurtijdschrift dat je lelijk vindt en dat ze nota bene ook nog MEST hebben gedoopt.

Default

Het zal er iets mee te maken hebben: in geen elke branche zijn ze zo goed getraind in het ontwijken van de olifant in de kamer als in de cultuursector. Ook al vult ze met haar volle gewicht een halve concertzaal of expositieruimte, dan nog lopen we op eieren om elkaars prestaties maar zo constructief mogelijk te benaderen. Wat begrijpelijk is, want niks zo persoonlijk en dus zo gevoelig als zelfgemaakte cultuur. De cocktail van ziel, zaligheid en veelal matige honoreringen maakt de betrokkenheid en daarmee de sensitiviteit groot. De gevoelsband van een cultuurwerker met zijn product of instelling is minstens zo sterk als die van een vrijwilliger. En wie weleens een speeltuin heeft proberen te reorganiseren - of Plaza Futura - weet dat je van geluk mag spreken als er geen doden vallen. Dat klinkt als een hyperbool, maar dat is het niet.

De sector is, zeker in een landje als het onze, klein. Gevolg: iedereen kent elkaar, iedereen heeft elkaar nodig, en dus kijk je wel uit met je kritiek. En we voelen ons allemaal slachtoffer, want we vinden dat we chronisch te weinig geld krijgen. Dat gemeenschappelijk slachtofferschap schept een band en daarom val je elkaar niet snel af. Terwijl aan de ene kant de onderlinge haat en nijd niet van de lucht zijn, valt aan de andere kant meteen luidruchtig het woord nestbevuiling als iemand zijn mond durft open te doen. Melle Daamen besefte dat ongetwijfeld, maar zal toch ook weer verrast zijn geweest door de felheid waarmee hij de afgelopen week werd bejegend.

In zo’n gevoelig milieu gedijen de taboes. Het is logisch dat je weinig kritiek kunt velen als je structureel onder vuur ligt, zoals de cultuursector nu. Maar hardnekkige taboes leiden tot ongezonde situaties. Want uiteindelijk gaat het etteren, hou je te lang ten dode opgeschreven patiënten in leven en dreigt er een in zichzelf gekeerd groepje te ontstaan. Een groepje dat net iets te vaak het jengelende en gefrustreerde kereltje uithangt dat toch nooit wordt begrepen door de buitenwereld. Gebrek aan zelfreflectie houdt middelmaat in stand en vernieuwing tegen. En ook al heb ik een hekel aan het woord draagvlak, juist het gebrek aan zelfinzicht is een van de oorzaken voor het gebrek aan draagvlak onder de Brabantse bevolking. Daarom een pleidooi om de boel meer open te gooien. Laten we kijken of we als de geciviliseerde voorhoede van de verlichte mensheid – wat dat zijn we toch als cultuursector? – een beschaafd gesprek kunnen aangaan over een aantal taboes. Daarom hier, nu: drie heilige huisjes.

Heilig huisje 1: cultuur heeft een intrinsieke waarde
Oh wee degene die over de functie van cultuur praat en niet begint met de nadrukkelijke opmerking dat kunst toch eerst en vooral een intrinsieke waarde heeft. Maar ik snap nog steeds niet waarom een functionele benadering van kunst & cultuur zoveel emoties oproept. Natuurlijk moet je als kunstenaar de ruimte hebben om je autonoom te bewegen. Want jij moet een alternatieve blik bieden, daarom ben je op de wereld, daarom bieden we je subsidiemogelijkheden, daarom nagelen we je niet aan de meetlat van Jan Modaal.

Maar nadenken over de functie van hetgeen je doet , gaat toch niet ten koste van je autonomie? Nadenken over het waarom van wat je doet is iets anders dan je laten leiden door een functionele drijfveer. Waarom zou je als kunstenaar, theatermaker of muzikant geen eigenzinnige producten kunnen maken terwijl je tegelijkertijd nadenkt over de functie die je producties hebben? Ik zie prachtige autonome kunstwerken die zijn gemaakt door designers,toch volk dat primair is opgeleid om iets functioneels te maken.

Natuurlijk is het lastig om je autonome product te omschrijven, maar dat ontslaat je nog niet van de plicht om in ieder geval een serieuze poging te wagen je drijfveren te duiden. Zelfs voor de meest autonome kunstenaar moet dat mogelijk zijn.

Heilig huisje 2: het symfonieorkest
Voor de duidelijkheid: ik heb geen hekel aan klassieke muziek, integendeel. En ik geef hier geen oordeel over de artistieke kwaliteit van de philharmonie zuidnederland, ik weet dat het een van de beste, zoniet hét beste regionale orkest van Nederland is. Waar het mij hier om gaat, is het behoud van de functie van het symfonieorkest.

Want dat is een taai heilig huisje. De wens van de overheid enkele jaren geleden om het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest met elkaar te laten fuseren, leek een goede aanleiding om met z’n allen eens de vraag te stellen of we dat nog wel moeten willen, zo’n symfonieorkest voor het zuiden. Maar die discussie is zover ik weet nauwelijks gevoerd. Wat op z’n zachts gezegd verrassend is, gezien de relatief grote hoeveelheid geld die naar een relatief klein publiek gaat. Maar als je daarover begint, loop je al snel het risico om voor populist versleten te worden.

Ook na de fusie gaat nog steeds een fundamenteel deel van het provinciale geld voor cultuur naar de philharmonie zuidnederland. Komend jaar, in 2014, investeert de provincie Noord-Brabant in totaal ruim 6,5 miljoen euro in voornamelijk podiumkunsten en festivals. Daarvan krijgt het orkest van het zuiden 1,75 miljoen. Dat is meer dan een kwart.

Ik zat tot halverwege 2012 in de kunstencommissie van de provincie Noord-Brabant die moest adviseren over structureel gesubsidieerde instellingen. We hebben toen herhaaldelijk de vraag gesteld of er gepraat kon worden over de subsidie voor het toekomstige fusie-orkest. Maar dat bleek niet de bedoeling, dat was wat ze dan noemen een ‘politiek dossier’. En het enige argument dat ik in al die jaren heb gehoord, was nauwelijks inhoudelijk te noemen en zuiver opportunistisch: er gaat al zo weinig rijkssubsidiegeld naar Noord-Brabant, als we hier aan gaan morrelen dan raken we dat geld ook nog kwijt.

Maar: moet meer dan een kwart van het provinciale geld voor podiumkunsten en festivals gaan naar een instituut voor ‘muzikale archeologie’, zoals ook sommige serieuze muziekliefhebbers (geen populisten) het symfonie-orkest typeren? Terwijl er vanuit de provincie nauwelijks tot geen geld gaat naar bijvoorbeeld literatuur, beeldende kunst, film of urban culture. In de huidige context van bezuinigingen lijkt het mij gerechtvaardigd om in ieder geval de vraag publiekelijk te stellen.

Tenslotte: heilig huisje 3: bescheidenheid
Torn niet aan de bescheidenheid van de Zuiderling, want dan raakt-ie in de war. Ongetwijfeld het meest hardnekkige en meest schadelijke taboe in Noord-Brabant, en volgens mij ook in Zeeland en Limburg: het gebrek aan trots. Hoe vaak hoor je iemand fier vertellen over instellingen en makers in de Brabantse, Zeeuwse of Limburgse cultuursector? Ongelooflijk vind ik het hoe klein we elkaar hier weten te houden, in het land van de maaivelden. Als iemand mij kan vertellen waar die bescheidenheid vandaan komt en hoe we er weer vanaf komen, dan hou ik me aanbevolen.

We hebben:

  • November Music, het belangrijkste festival voor hedendaagse muziek in Nederland;
  • we hebben Theaterfestival Boulevard, een van de belangrijkste zomerfestivals van ons land;
  • we hebben de Vleeshal in Middelburg;
  • we hebben de STRP Biënnale in Eindhoven, een van de belangrijkste en grootste festivals voor kunst & technologie in Europa;
  • we hebben Theater Artemis;
  • we hebben festival Incubate in Tilburg;
  • we hebben festival Playgrounds in Tilburg;
  • we hebben Opera Zuid;
  • we hebben De Stilte;
  • we hebben Het Domein in Sittard;
  • we hebben de Dutch Design Week;
  • we hebben Circo Circolo;
  • we hebben het Nazomer Festival;
  • we hebben Guus Meeuwis;
  • we hebben lichtfestival GLOW;
  • en we hebben... Pathé.

Maar als je vervolgens aan Brabanders vraagt hoe zij het cultuuraanbod in hun provincie beoordelen, scoort Noord-Brabant samen met Overijssel het laagst. Zo blijkt uit het recente onderzoek Cultuursector Merkenonderzoek Provincies. Datzelfde onderzoek vroeg aan de Nederlander welke cultuurinstelling in hun provincie ze het meest waarderen. Zeeuwen en Limburgers kiezen tenminste nog daadwerkelijk voor een culturele instelling uit hun eigen provincie: Blöf in Zeeland en Rowwen Hèze in Limburg. En de Brabanders? Die zetten de bioscopen van de Franse multinational Pathé op 1. En zo werd dit alsnog - onbedoeld - een lesje in bescheidenheid.

Stan van Herpen is al meer dan vijftien jaar werkzaam in de cultuursector, als journalist en programmeur. Hij was o.a. redacteur bij filmmaandblad Skrien, filmprogrammeur bij Plaza Futura in Eindhoven en zes jaar lid van de adviescommissie Kunsten van de provincie Noord-Brabant. Hij is thans hoofdredacteur van het nieuwe tijdschrift MEST, over cultuur in Noord-Brabant.