Dilemma 2: Traag of snel geld?

Wat betekent versnelling en vertraging respectievelijk voor de financiering van podiumkunsten? Doet werken met meer commerciële, flexibelere en niet-traditionele partners af aan artistieke inhoud? Hoe sluit dat aan bij de bestaande infrastructuur? Welke financiering past het beste waarbij? Deze tijd lijkt erom te  vragen dat ideeën vlot gefinancierd en uitgevoerd kunnen worden en dat daar de directe omgeving bij betrokken wordt. Nieuwe tendensen creëren nieuwe verdienmodellen, maar vragen wellicht ook andere ondersteuningsmogelijkheden van de overheid.

De grote omwenteling van de cultuursector wordt meestal gezien als het afkicken van de subsidieverslaving en het op zoek moeten naar eigen inkomsten, naar een 'markt'. Maar de belangrijkste verandering is misschien niet eens zozeer dat instellingen meer moeite moeten doen om geld binnen te krijgen – fondsen werven moeten ze altijd al – maar dat ze hun vroeger zo vanzelfsprekende bestaansrecht nu voortdurend moeten bevechten. ('De grote transitie', door Hilda Bouma in FD Outlook, 31 oktober 2014)

Volgens Donica Buisman van State of Flux is de combinatie van het werken en het financieren op zowel korte als lange termijn onontkoombaar. De strategie om voor al je activiteiten één en dezelfde soort financiering te krijgen, werkt niet langer. In veel gevallen is een pop-up initiatief niet het einddoel, maar een verkenning van mogelijkheden met andere partners of sectoren. Daaronder ligt de vraag: hoe verhoud ik me als kunstenaar of instelling tot mijn directe omgeving? Een verkenning van alternatieve financieringsmodellen brengt ook een andere moeilijke vraag met zich mee voor instellingen: kunnen wij die omgeving nog wel goed uitleggen waarom we er zijn?

SoAP in Maastricht heeft zichzelf als doel gesteld een landelijke voortrekkersrol te spelen op het gebied van cultureel ondernemerschap. De verknoping van urgente artistieke en sociale doelen past voor SoAP beter in het idee van 'kunst als middel' in tegenstelling tot het idee van 'kunst als doel'. De instelling zoekt samenwerkingen met onder andere onderwijsinstellingen en wil verdergaand onderzoek doen naar de relatie tussen kunst en economie, theater en architectuur en zo nieuwe methodieken ontwikkelen. Sommige projecten van de instelling leggen de nadruk op co-creatie en participatie, andere zijn weer meer voorstellingsgericht. Maar er wordt altijd gewerkt vanuit de eigen artistieke visie waar vervolgens actief partners bij worden gezocht die invloed hebben op het maak-proces. Een andere motivatie voor deze werkwijze is dat de markt voor reguliere voorstellingen verzadigd is. Mede daarom wordt er op zoek gegaan buiten de theaterzaal – inhoudelijk én financieel.

Amsterdam Sinfonietta zoekt nieuw publiek door samenwerking aan te gaan met popartiesten als De Dijk en Wende, of met wereldsterren zoals Janine Jansen, maar wisselt die grootschalige projecten af met kleine experimentele concerten. “Onze focus ligt naast het gevestigde strijkers-repertoire ook op vernieuwing en dat kan zowel in de samenwerking met populaire cultuur, als in een minder commercieel experiment,” zegt Amsterdam Sinfonietta zelf. Daarnaast haalt het orkest ook een deel van zijn inkomsten uit privéconcerten voor bedrijven en andere besloten gezelschappen. Maar doet het werken met commerciële partners vanuit een steeds 'commerciëler' oogpunt, niet af aan de artistieke inhoud? Of is door de vermenging van financieringsmiddelen de scheiding tussen canon en populair, high brow en low brow ook niet langer van belang? 

Choreografe Nanine Linning werkt al enige jaren op verschillende manieren met uiteenlopende partners om haar langlopende projecten te financieren. Onlangs vertelde zij in het Financieel Dagblad dat ze graag producties maakt die langer dan 15 voorstellingen mee kunnen, en die ze het liefst 3 tot 5 jaar op haar repertoire houdt. In die lange periode heeft ze de tijd om incidentele financiering te regelen voor de projecten die aan de voorstellingen verbonden zijn, zoals een documentaire, een tentoonstelling of een special event op een commerciële bijeenkomst. Ze werkt voor zulke projecten samen met beeldend kunstenaars, filmers, en verschillende partijen uit het zakenleven. Werken met partners als Mercedes Benz, TedX en Bijenkorf zijn voor haar geen “schnabbels”, maar is intrinsiek verbonden aan haar kunstenaarschap. “Ik werd hierdoor mijn eigen mecenas, flexibeler, en kan me beter verplaatsen in het beoogde publiek”. Daarnaast draagt het voor haar actief bij aan de organische ontwikkeling van een langdurig project. Het is iets wat voor haar constant in beweging blijft.

Twee jaar geleden mondde de combinatie kunstenaarschap en cultureel ondernemen uit in een televisiespot voor Bijenkorf. 'Het was een artistieke uitdaging' verduidelijkt Linning. ' Mijn voorstellingen duren gemiddeld twee uur. Nu moesten we een miniproductie van 1 minuut maken'. Wat haar ook aansprak: 16 miljoen kijkers. 'Die mensen komen nooit naar het theater, maar tussen de reclame voor wasmiddel en koffie kon ik ze een kunstpareltje laten zien. Ik liet ermee zien dat hardcore kunst toegankelijk is voor een breed en nieuw publiek. We hoeven niet op het kleine, onzekere eiland van de kunst te blijven.' Er bleek ook uit hoe veelzijdig haar werk is; een combinatie van dans, beeldende kunst en film. En het leverde weer nieuwe opdrachten op. Zo werd ze gevraagd voor het openingsspektakel afgelopen juni van Mercedes Benz Fashion Week Amsterdam.”. ('Hardcorekunst voor Iedereen’, interview met Nanine Linning in FD Special, oktober 2014)