Dilemma 2. Drempel of makelaar
Nieuw publiek heeft wel zin in moeilijke kunst, maar niet in moeilijke locaties. Zijn de schouwburgen en concertzalen verworden tot reservaten, waar je alleen naartoe durft als je tot de incrowd behoort en de codes kent? Als kunstenaars en publiek direct contact zoeken, wat is dan nog de rol van het podium? Is het podium nog steeds een bemiddelaar pur sang? Of is het tijd voor ‘renovatie van de presentatie’?
‘Wanneer ik een jonge collega in onze tourbus iets laat horen van Xenakis, dan vindt hij het waanzinnig. Als je dan de kans hebt om dat live te beleven grijp je die onmiddellijk, zou je zeggen. Maar dat doen we niet. Want dan moeten we naar zo’n instituut, en dat vinden we stom.’ (uit de column van Koen Schouten)
De schouwburg of concertzaal is de essentiële schakel tussen kunstwerk en publiek. Dat lijkt logisch. Maar tegenwoordig hoor je vaak dat die verbinder door een nieuwe generatie publiek wordt gezien als sta-in-de-weg. Die zijn festivals en locatievoorstellingen gewend die flexibeler en toegankelijker zijn en waar een directer contact tussen maker en publiek mogelijk is. In de theaters is het niveau van de service vaak niet meegegroeid met de prijzen van de kaartjes.
Theaters hebben veel mogelijkheden om op deze ontwikkelingen te reageren. Ze kunnen zich in hun stad niet alleen opstellen als aanbieder van podiumkunsten, maar tegelijk ook als sociaal cement en als innovatieve voorziening, zoals Theaters Tilburg. Of ze kunnen hun publiek als uitgangspunt nemen, niet alleen voor de dienstverlening, maar ook in de programmering, zoals in Haarlem. En wie wil kijken hoe top-notch publieks-service aanvoelt, hoeft slechts een avond een bezoek te brengen aan het DeLaMar Theater in Amsterdam.
Een hele andere richting kiest Het Huis in Utrecht, waar de podiumkunstpraktijk transparant wordt gemaakt door de huisvesting van een aantal groepen en waar die praktijk wordt aangevuld met andere artistieke en maatschappelijke projecten, zoals urban gardening.
Tegelijkertijd is er een heel andere categorie platforms die juist uiterst succesvol zijn als verbinder: de festivals. Op welke manieren zijn de open en ontspannen sfeer van de zomerfestivals over te brengen naar de theaterzalen? Veel gratis concerten in een openbare ruimte waar altijd wat te doen is, zoals in de plannen voor het nieuwe Spuiforum in Den Haag is een aanzet. Tegelijk begint ook in Nederland de open-end programmering door te dringen, met onder andere Soldaat van Oranje, Hij gelooft in mij en Anne.
Zijn er nog andere nieuwe platforms te bedenken die kunstenaars, podia en publiek kunnen gebruiken? Geven de nieuwe media mogelijkheden? Het Koninklijk Concertgebouworkest lanceerde de app ‘RCO editions’, een videomagazine, waarin concertregistraties verrijkt worden met commentaartracks en achtergrondartikelen.
Steeds meer speelt zich buiten de theaters af. Op locatie. De makers komen steeds meer onder de mensen, duiken de samenleving in. Leeuwarden dompelt met mooie initiatieven als Explore the North de stad onder in cultuur. Daarnaast zie je een geweldig toenemende populariteit van locatievoorstellingen. De Drentse Blues Opera tegen de Hondsrug aan, De Nieuwe Man bij Appingedam naar het boek van Thomas Rosenboom, Herstel van de Toekomst in de oude Strokartonfabriek van Scheemda en straks De Laatste vriend van Napoleon in de haven van Delfzijl: er komen tienduizenden mensen op af – bewoners uit de regio, die hun eigen omgeving verbeeld zien.’ (uit de column van Eric Nederkoorn)